Het activeren van prompts met een workflow

Deze handleiding legt uit hoe je een DocBits-workflow configureert om automatisch een opgeslagen prompt te activeren. Hiermee kun je Operator-prompts integreren in documentverwerkingsstromen zonder handmatige invoer.

Stap 1: Maak een prompt aan

Voordat je een prompt aan een workflow koppelt:

• Zorg ervoor dat je prompt al is aangemaakt

• Neem alle benodigde variabelen op in de prompttekst.

Als je hulp nodig hebt bij het schrijven of opslaan van prompts, raadpleeg dan de Prompt Writing Guide en Operator Interface Overview.

Stap 2: Stel de workflow in

Voordat je de Operator Prompt-kaart configureert, zorg ervoor dat je workflow correct is aangemaakt.

1. Ga naar de Workflow Builder in de DocBits-interface.

2. Maak een nieuwe workflow aan of open een bestaande.

3. Definieer de triggercondities - deze bepalen wanneer de workflow zal starten (bijv. documenttype, status, veld aanwezigheid, enz.).

4. Voeg de benodigde actiestappen toe aan je workflow zoals vereist.

Stap 3: Configureer de Operator Prompt-kaart in de workflow

In de Workflow Builder, gebruik de Operator Prompt-kaart om een prompt te configureren die moet worden uitgevoerd wanneer aan de voorwaarden van de workflow is voldaan.

Belangrijke configuratieopties

• Script: Selecteer de opgeslagen Organisatieprompt die moet worden uitgevoerd.

• Scriptgegevens (Variabelen): Als de geselecteerde prompt variabelen bevat, definieer dan hier hun waarden met behulp van key-value-paren.

  • Als een variabele hier leeg wordt gelaten, zal het systeem proberen deze automatisch in te vullen vanuit het document.

  • Om dit te laten werken, moet de variabelenaam in de prompt exact overeenkomen met de veld-ID van het documentattribuut.

• Max Steps: Definieer het maximale aantal stappen dat de operator mag uitvoeren tijdens deze prompt.

• Max Retries: Stel in hoe vaak het systeem de prompt opnieuw moet proberen in geval van mislukking.

• Uitvoeringsmodus: Kies of de prompt moet worden uitgevoerd:

  • In de cloud

  • Lokaal (vereist als je ERP of doelsysteem lokaal wordt gehost)